Deze gids neemt je mee van Genesis tot Openbaring in minder dan 5 uur
Geen spam! Als je dit boek downloadt, krijg je af en toe een email met speciaal voor jou geselecteerde content uit of over mijn boeken.
In de duisternis gebeurde er eindelijk iets. Een stem begon te zingen. Het was ver weg en Digory vond het moeilijk te bepalen uit welke richting het kwam. Soms leek het van alle kanten te komen. Soms dacht hij dat het uit de aarde onder hem kwam. De lage noten waren diep genoeg om de stem van de aarde zelf te kunnen zijn. Er waren geen woorden. Er was zelfs nauwelijks een melodie. Maar het was – zonder evenaring – het mooiste geluid dat hij ooit had gehoord. Het was zo mooi dat hij het nauwelijks kon verdragen.
Terwijl de Stem bleef zingen, plotseling)… de duisternis boven hem, opeens, schitterde met sterren. Ze kwamen niet voorzichtig één voor één te voorschijn zoals ze doen op een zomeravond. Het ene moment was er niets dan duisternis; het volgende waren er duizenden, duizenden lichtpuntjes naar voren gesprongen – enkele sterren, sterrenstelses en planeten.
De hemel in het oosten veranderde van wit naar roze en van roze naar goud. De stem steeg hoger en hoger, totdat de lucht ervan schudde. En net toen ze opzwelde naar het machtigste, meest glorieuze geluid dat het tot nu toe had voortgebracht, kwam de zon op…
Terwijl Digory om zich heen keek in de glans van de zojuist gecreëerde zon, werd het land van Narnia geschapen door de stem van de zanger. Het werd letterlijk ‘gezongen geschapen’. Eerst leek de aarde zonder bomen en bloemen te zijn – er was geen struikje, geen grassprietje te zien.
De aarde had vele kleuren: ze waren vers, heet en levendig. Ze gaven je een opwindend gevoel; tot je de Zanger zelf zag, want dan vergeet je alles. Het was een Leeuw. Reusachtig, ruig en helder, hij stond met zijn gezicht naar de zon gekeerd. Zijn mond was wijd open en zong.
En langzaam, maar mooi, in opzwellende tonen en gefluisterde lagen, zong de geweldige Leeuw deze wereld tot bestaan, boom voor boom, dier voor dier, wezen voor wezen, tot alles was gemaakt wat was gemaakt en dat alles was erg goed. (‘Het neefje van de tovenaar’ – C.S. Lewis)
Heb je je ooit afgevraagd hoe het geweest moet zijn om de schepping van God te aanschouwen? In zijn geweldige Narnia-serie laat auteur C.S. Lewis zijn personage Digory getuige zijn van het ontstaan van de wereld. De Schepper is Aslan, de moedige leeuw die een hoofdrol speelt in de Narnia-boeken. Hij staat symbool voor Christus en redt de wereld die Hij zelf heeft geschapen door Zijn leven te geven.
Het zijn de woorden van Aslan die de sterren hun plek geven en de hemel zijn kleur. Hij is een leeuw maar brult niet met de brute kracht van een wild dier. Nee, Aslan zingt. En wat Hij zingt, gebeurt. Beter nog: het ontstaat. Eerst was het er niet, maar dan verschijnt het. Majestueuze bergen, grote oceanen, zandvlaktes en jungles. Vissen en vogels. Reusachtige landdieren als olifanten en giraffen, maar ook insecten als kevers en mieren.
Als het lied uit is, kijkt Aslan neer op wat Hij zojuist tot leven heeft gezongen. En Hij ziet dat het goed is. Erg goed.
Eén van de redenen dat ik blij ben dat ik christen ben, is dat ik in een universum leef waar liefde bestaat. We zijn geen resultaat van onwaarschijnlijke toevalligheden, geen speelbal in een ijskoude wereld. Dat is de boodschap die God ons direct aan het begin van Zijn Woord meegeeft.
God stelt zich opnieuw voor
Het Bijbelboek Genesis is geschreven door de apostel Mozes. Mozes leefde waarschijnlijk in ongeveer de 15e eeuw voor Christus. In Exodus (het tweede boek van de Bijbel) wordt Mozes geroepen om de Israëlieten te leiden uit Egypte.
Je kent het verhaal vast wel. Mozes vraagt de farao of hij het volk wil laten gaan, maar de farao weigert. God gebruikt tien plagen om Egypte op de knieën te krijgen.
Nadat Mozes met de Israëlieten uit Egypte was vertrokken, verbleef het Israëlische volk een tijd aan de voet van de berg Sinaï. Mozes, de bemiddelaar tussen de nakomelingen van Abraham en God, ging naar boven en ik stel me zo voor dat God hem onderwees over wat er precies was gebeurd in de generaties voor hem.
Want wat wisten de Israëlieten over hun voorvader Jakob en de twaalf zonen van wie zij afstamden? Wat hadden ze elkaar mondeling doorgegeven over Jakobs vader Isaäk en opa Abraham? Kenden ze Noach nog en hadden ze gehoord van de zondvloed? En welke kennis was er over de tijd voor de grote overstroming die de wereld onder water zette?
Op de berg Sinaï stelde God zich als het ware opnieuw aan hen voor. Hij vertelde via Mozes wat zijn plan was geweest met de aarde, hoe de zonde in de wereld kwam en hoe Hij redding wilde brengen via het nageslacht van Abraham.
Nu moet je je goed bedenken dat de Israëlieten waarschijnlijk niets wisten van de scheppingsweek, en van Adam en Eva. Ze hadden geen Bijbel zoals wij en ze waren net vierhonderd jaar slaven geweest in Egypte. Daar waren ze gehersenspoeld met de denkbeelden van de lokale bevolking.
De Israëlieten waren daardoor wel bekend met de scheppingsverhalen uit Egypte. Het gaat te ver om die in detail te beschrijven, maar de conclusie is dat deze verhalen worden gedomineerd door chaos. In hun versie zijn er verschillende goden betrokken bij het creëren van de wereld.
God schetst echter een heel ander beeld aan Mozes. Geen chaos maar orde. Geen goden maar één God. De Bijbel begint namelijk met deze woorden:
In het begin schiep God de hemel en de aarde. De aarde was woest en doods, duisternis lag over de oervloed, en over het water zweefde Gods geest. God zei: ‘Laat er licht zijn,’ en er was licht. (Genesis 1:1-3)
Eén van de dingen die soms moeilijk te begrijpen is aan het christelijk geloof is dat er één God is die drie verschijningsvormen kent. Dit zijn drie Personen die samen één zijn. Wij noemen ze meestal God de Vader, God de Zoon (Jezus) en de Heilige Geest.
Weet je wat nu zo opvallend is? Ze komen alle drie voorbij in de eerste regels van de Bijbel!
Kijk maar eens: aan het begin van de tijd maakte Elohim de hemel en de aarde. Elohim is het Hebreeuwse woord dat God hier voor zichzelf gebruikt. Elohim kun je vertalen met ‘Macht’ of ‘Sterkte’. Dit zijn de letterlijke betekenissen van het woord, maar er wordt natuurlijk God meebedoeld. Deze scheppende God die hoog in de hemel troont, is God de Vader.
Als je verder leest, zie je vervolgens Gods Geest boven het water zweven. Het duistere water staat hier symbool voor chaos en gevaar. Maar God creëert niet op grote afstand van de aarde, hoewel Hij dat wel zou kunnen. Nee, God komt dichter en dichterbij. De Geest van Elohim zweeft boven de oceaan. Het Hebreeuwse woord voor zweven, roept het beeld op van een arend die in de lucht hangt, terwijl ze neerkijkt op de jongen in haar nest.
Gods Geest kijkt met compassie naar dat wat nog niet mooi is. De wereld is niet goed. Nog niet. Maar Gods Geest – Ruach / de Heilige Geest – is wel dichtbij.
En dan spreekt Hij: ‘Laat er licht zijn’.
Het Hebreeuwse woord voor ‘woord’ wordt niet genoemd in de tekst, maar is Dabar. De Bijbel omschrijft Jezus namelijk als het Woord van God. Zo zien we in de eerste drie verzen van de Bijbel direct God in al Zijn verschijningsvormen.
We hebben Elohim (God/Macht), we zien Ruach (Geest/Adem) en we horen Gods Dabar (Woord/Spreken).
Leven en licht
Laten we dieper ingaan op de rol die Jezus speelt bij de schepping. Als je het Evangelie van Johannes goed kent, dan weet je dat Hij zijn biografie van Jezus zo begint:
In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Het was in het begin bij God. Alles is erdoor ontstaan en zonder dit is niets ontstaan van wat bestaat. (Johannes 1:1-2)
Het is alsof Johannes zijn lezers mee terugneemt naar die allereerste woorden in Genesis en alsof hij zegt: ‘Weet je nog hoe God onze wereld heeft gemaakt? Hoe Hij alles met Zijn woorden liet ontstaan en zijn plek gaf? Hij benoemde het en het was er. Nou, dat Woord, dat was Jezus. Hij was er aan het begin en Hij was bij God. Maar denk niet dat Hij gemaakt is door God. Nee, Jezus is geen schepsel zoals wij. Hij was God. Alles dat je kunt waarnemen is ontstaan door Hem en zonder Hem is niets ontstaan van wat bestaat.’
Johannes wijst ons direct op een andere parallel. Het eerste wat God benoemt in Genesis 1 is licht. Johannes voegt daaraan toe dat het Woord ‘leven’ was, en dat dat leven ‘licht’ was.
‘Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet in zijn macht gekregen.’ (Johannes 1:5)
Jezus is dus het Woord van God. Johannes schreef in het Grieks en gebruikte de term ‘logos’. Dat is het Griekse woord waar wij het woord ‘logica’ vandaan hebben. Als Johannes Jezus dus het Woord van God noemt, bedoelt hij meer dan simpelweg ‘woord’. Logos betekent ook ‘logica’, ‘reden’, ‘gedachte’, ‘idee’ en ‘wijsheid’. Door Jezus heen spreekt God dus Zijn logica, zijn ideeën en zijn wijsheid tot ons.
Johannes zegt ook dat in dat Woord van God het leven zich bevindt. Gods Woord noemen we daarom ook wel het ‘Levende Woord’. Jezus is immers een persoon en dus levend.
Hij geeft ook leven. Dat is waar Genesis 1 om draait. We zien God de ruimtes creëren waar zijn schepselen zullen leven. De hemel voor de vogels, de wateren voor de vissen en het land voor de landdieren. De hele aarde is voor de mens. En dan vult Hij dus die ruimtes met miljoenen of miljarden grote, kleine en minuscule dieren. Al het fysieke leven dat we waarnemen, is alleen maar mogelijk door Hem.
God stopte echter niet bij het scheppen van fysiek leven. Tegelijk met de fysieke schepping, werd ook geestelijk leven gemaakt. Dat geldt dan vooral voor de mens. Wij zijn immers gecreëerd met een ziel. Zo heeft God ons door Zijn Woord (Jezus!) gemaakt.
Wat is een ziel eigenlijk? Dat laat zich lastig omschrijven. Het is zoiets als het woord ‘liefde’. Iedereen weet wat het is, maar probeer er maar eens een goede definitie aan te geven. Soms heeft de Bijbel het bovendien specifiek over de ziel en soms specifiek over de geest van de mens. Soms worden die termen met elkaar afgewisseld.
Laten we voor nu de ziel ‘omschrijven’ als je hele wezen. Dat wil zeggen niet alleen je lichaam, maar ook je geest, je gedachten en je hart. Als je sterft, gaat dit allemaal dood. Zowel de fysieke als de geestelijke aspecten van jou…
…behalve als je bij Jezus hoort. Als je in Hem gelooft, als Hij jouw Heer en Verlosser is en je je vertrouwen dus in Hem legt, dan heb je eeuwig leven. Dan is de dood geen einde – geen doodlopende weg! – maar een transitie naar een beter leven.
De enige die dit voor elkaar kan krijgen bij mensen is Jezus. Als Hij (het Woord van God) in je hart leeft, dan word je een nieuwe schepping.
‘Daarom ook is iemand die één met Christus is, een nieuwe schepping. Het oude is voorbij, het nieuwe is gekomen. Dit alles is het werk van God.’ (2 Korintiërs 5:17-18)
In zekere zin is het scheppende werk van God dus nooit gestopt. Iedere dag opnieuw geven mensen hun leven aan Hem. Vanaf dat moment zijn zij een nieuwe schepping. Volmaakt? Nee, dat nog niet. Maar wel goed.
Het is trouwens interessant om te zien dat Johannes niet stopt bij het Woord van God levend te noemen. Hij zegt dat dat leven zorgt voor licht.
Licht is het eerste wat God benoemd – en dus creëert en een plek geeft – in Genesis. Het licht verjoeg de fysieke duisternis aan het begin van de schepping. Daar zit een veel diepere laag in, maakt Johannes ons duidelijk.
Als ik Genesis lees, vraag ik me af of God de oerknal heeft gebruikt om het universum te creëren, hoe het kan dat God eerst licht creëert en daarna pas de zon aan de hemel zet.
Maar dat is niet waar het scheppingsverhaal om draait. We moeten het scheppingsverhaal met geestelijke ogen bekijken, wil Johannes ons zeggen.
Aan het begin van de Bijbel maakte God het licht. Het licht is in zekere zin een vijand van de duisternis. Duisternis vlucht van licht. Want al is het nog zo donker, als je een lucifer aansteekt, dan zie je dat licht. Het duister bevindt zich misschien rondom dat kleine vlammetje, maar het kan het niet doven.
Toen Jezus naar de aarde kwam als mens, was het alsof God opnieuw het licht scheidde van de duisternis. Niet voor niets noemt Jezus zichzelf ‘het Licht van de wereld’ (Johannes 8:12).
Dit keer gaat het echter niet om letterlijk licht dat je met je ogen kunt waarnemen. Oneerbiedig gezegd: Jezus was geen wandelende lantaarnpaal. Het was in Zijn tijd op aarde niet zo dat als Hij een donker steegje in liep je geen olielamp mee hoefde te nemen.
Jezus was (en is) een geestelijk licht. Als al het kwaad in deze wereld duisternis wordt genoemd, dan is Jezus het licht dat de duisternis verjaagt. Wat God letterlijk deed in het begin, doet Jezus dus geestelijk. Hij scheidt het licht van het duister.
Iedereen die voor Hem kiest, hoort bij Hem. Want, als wij Jezus volgen, wandelen wij in het licht. Misschien helpt het je om je dit beeld eens voor te stellen: een grote, sterke man loopt ‘s nachts met een reusachtige fakkel op straat loopt. Als je besluit hem te volgen, mag je je eigen fakkel aansteken met Zijn vuur. Dan sluit je je aan. Je bent niet de enige. Nee, de menigte van fakkeldragers is zo groot dat het lijkt alsof de hemel in lichterlaaie staat. Samen vormen we een leger van licht. Zoals deze stoet mensen hun stad letterlijk zou verlichten, zou verlichten wij in geestelijk opzicht de samenleving.
Niet voor niets noemt Jezus Zijn volgelingen het ‘licht van de wereld’ (Matteüs 5:14).
De eerstgeborene van de schepping
We hebben al gezien hoe Jezus betrokken was bij de fysieke en geestelijke schepping, en hoe nog steeds door gaat met het geven van geestelijk leven. Maar wist je ook dat de schepping Gods cadeau is aan Zijn Zoon?
Toen de apostel Paulus gevangen zat, schreef hij een prachtige brief aan de gelovigen in de Griekse plaats Kolosse. Hij opent zijn schrijven met een gebed en een prachtig gebed over wie Jezus is:
‘Beeld van God, de onzichtbare, is Hij,
eerstgeborene van heel de schepping:
in Hem is alles geschapen,
alles in de hemel en alles op aarde,
het zichtbare en het onzichtbare,
vorsten en heersers, machten en krachten,
alles is door Hem en voor Hem geschapen.
Hij bestaat vóór alles en alles bestaat in Hem.
Hij is het hoofd van het lichaam, de kerk.
Oorsprong is Hij, eerstgeborene van de doden,
om in alles de eerste te zijn: in Hem heeft heel de volheid willen wonen
en door Hem en voor Hem alles met zich willen verzoenen,
alles op aarde en alles in de hemel,
door vrede te brengen met zijn bloed aan het kruis.’ (Kolossenzen 1:15-20)
Jezus, zo zegt Paulus, is een afspiegeling van God. Dat is wat hij bedoelt met ‘Beeld van God’. God zelf is onzichtbaar. We kunnen Hem niet waarnemen zoals we een ander mens waarnemen. Maar Jezus is als een spiegel. In Hem zien we de reflectie van God.
Jezus is bovendien de eerstgeborene van de schepping. Dat is een vreemde uitspraak! Want Johannes zegt dat Jezus het Woord van God is en al bij Hem was voor God de hemel en aarde maakte. Zegt collega-apostel Paulus nu dat Jezus wel degelijk een wezen is dat gemaakt is door God?
Nee, dat is niet wat Hij bedoelt (ook al geloven bijvoorbeeld Jehova Getuigen dat wel). Met ‘eerstgeborene’ bedoelt Hij dat het universum Jezus toebehoort. Het is alsof een koning zijn zoon een eigen koninkrijk geeft.
Die vergelijking gaat niet helemaal op, omdat God, de Heilige Geest en Jezus één zijn, maar je snapt hopelijk het punt. De hele kosmos behoort Jezus toe. Het is als het ware een cadeau van de Vader aan Zijn Zoon! Alles is voor Hem geschapen.
Niet alleen vóór Hem, hebben wel gezien. Ook dóór Hem. In de woorden van een predikant wiens naam me even ontschoten is: ‘Voor Jezus een timmerman was, was Hij de maker van de kosmos.’
Alle materie en alles wat leeft is door Hem gemaakt. Zowel de planten als de dieren als de mensen als de hemelse wezens die we niet zien. Er is geen molecuul en geen atoom die niet in Hem zijn oorsprong vindt.
Elke dinosaurus, elke walvis, elke olifant, elke mus, elke spin en insect die ooit op aarde heeft geleefd, is in Jezus geboren. Dat geldt ook voor elke baby die ooit ter wereld kwam.
Dit is een uiterst intiem proces. Niets voor niets dichtte koning David al:
‘U was het die mijn nieren vormde,
die mij weefde in de buik van mijn moeder.
Ik loof U voor het ontzaglijke wonder van mijn bestaan,
wonderbaarlijk is wat u gemaakt hebt.
Ik weet het, tot in het diepst van mijn ziel.
Toen ik in het verborgene gemaakt werd,
kunstig geweven in de schoot van de aarde,
was mijn wezen voor u geen geheim.
Uw ogen zagen mijn vormeloos begin,
alles werd in uw boekrol opgetekend,
aan de dagen van mijn bestaan ontbrak er niet één.
(Psalm 139:13-16)
Wat een prachtige beeldspraak. God wordt omschreven als een Moeder die haar kind weeft, draadje voor draadje tot het een perfect kunstwerk is. Dit gebeurt in de schoot van onze aardse moeder. En terwijl God daar zo kunstig meebezig is, is ons wezen (wie wij zijn!) voor Hem geen geheim.
In het begin zijn wij vormeloos, net zoals de schepping aan het begin vormeloos was. Maar God ziet geen klompje mens. Hij ziet een persoon van vlees en bloed, een kind van wie Hij ontzaglijk veel houdt. En Hij schrijft diens naam op in Zijn boekrol.
De redder van de schepping
Hoewel Elohim (God), Ruach (Heilige Geest) en Dabar (Gods Woord, Jezus) na iedere scheppingsdag uitroepen: ‘Het is goed’ en na dag 6 zelfs ‘Het is zeer goed’, werd Zijn creatie bezoedeld op de dag dat Adam en Eva van de verboden vrucht aten.
Alsof er een kankergezwel ontstaat in een verder gezond lichaam. Die tumor groeide en groeide en het kwaad kreeg steeds meer vat op de wereld van de mensheid. Maar niet alleen de mens zucht onder de gevolgen van de zonde. De hele schepping kreunt, zegt de apostel Paulus in zijn brief aan de Romeinen:
De schepping ziet er reikhalzend naar uit dat de luister van Gods kinderen openbaar wordt. Want de schepping is ten prooi aan zinloosheid, niet uit eigen wil, maar door Hem die haar daaraan heeft onderworpen. Maar er is hoop, omdat ook de schepping zelf zal worden bevrijd uit de slavernij van de vergankelijkheid en zal delen in de vrijheid en luister die Gods kinderen geschonken wordt. Wij weten dat de hele schepping nog altijd als in barensweeën zucht en lijdt. (Romeinen 8:19-22)
Toen Adam en Eva voor het eerst zondigden, sleepten ze de hele schepping mee in hun val. Het was hun opdracht om namens God goed voor die schepping te zorgen. Die ene misstap maakte dat onmogelijk. Het was gedaan met de vrede. Voortaan moesten de mensen hard werken om voedsel uit de grond te krijgen en hun vee te verzorgen.
Vanaf het moment dat ze de hof van Eden verlieten, moesten ze bovendien uitkijken voor wilde beesten en ziekmakende insecten. Plotseling waren er vulkanen, overstromingen, aardbevingen, stormen, giftige planten, dieren die elkaar en de mens naar het leven stonden; wat een schok moet het zijn geweest voor Adam en Eva om plotseling in een gebroken wereld te moeten leven!
En toen was er de volgende familie-tragedie. Kaïn die uit afgunst zijn jongere broertje doodsloeg: de eerste moord in de geschiedenis van de mensheid.
Het was toen al duidelijk dat de mens een verlosser nodig had. Maar niet alleen de mens. De hele schepping wacht op de redder, zegt Paulus. Ze is als een vrouw die pijnlijke weeën ervaart. Het komt in golven. Misschien denkt ze wel aan opgeven, maar dat kan niet. Want het kind in haar moet worden geboren. Dat is de beloning voor het tijdelijke lijden
Jezus stierf niet alleen voor de mens. Nee, Zijn overwinning redt de hele schepping. Ze wordt als het ware opnieuw geboren, zegt Paulus.
Dat doet me dan weer denken aan hoe Jezus uitlegt dat wij mensen ook een tweede keer worden geboren. Eerst baart onze moeder ons, maar onze geestelijke geboorte vindt plaats als we tot geloof in Jezus komen. Bij sommigen vindt deze wedergeboorte plaats op één moment. Bijvoorbeeld door een preek, een wonderlijke gebeurtenis of een getuigenis die hen zo raakt dat ze op dat moment hun hart open zetten voor Jezus.
Bij anderen is er geen duidelijk moment aan te wijzen. Het proces ging geleidelijk. Dat geldt vaak voor mensen die in een christelijk gezin zijn opgevoed. Maar iedereen zal toegeven dat God al met hen bezig was voor ze (bewust) tot geloof kwamen.
Hoe werkt dat bij de schepping? Gods verlossingswerk is al aan de gang sinds Adam en Eva de zonde in de wereld brachten. Het is een geleidelijk proces geweest die – net als bij ons mensen – zijn hoogtepunt vond op de dag dat de Here Jezus stierf. Hij droeg de straf die wij hadden verdiend. Daarmee nam Hij de vloek op zich die ook op de schepping rust.
Is de wereld sindsdien een plaats waar vrede heerst? Waar natuurrampen en hongersnoden niet meer voorkomen? Waar vleeseters en planteneters naast elkaar leven? We weten allemaal dat dit niet zo is.
Maar dat moment gaat komen. De apostel Johannes werd tijdens zijn ballingschap aan het eind van de eerste eeuw na Christus in een visioen meegenomen naar de hemel. Hij moest opschrijven wat hij zag zodat wij ons vast kunnen houden aan de hoop die in Jezus geborgen is:
Ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Want de eerste hemel en de eerste aarde zijn voorbij, en de zee is er niet meer. (Openbaring 21:1)
Dankzij de overwinning die Jezus behaalde, kan God de hemel en de aarde vernieuwen. Dit is geen likje verf voor een vervallen bouwwerk; dit is een gloednieuw paleis.
Als Johannes zegt: ‘De zee is er niet meer’, wil dat niet zeggen dat er geen grote watermassa’s zijn. Maar het gevaar van dat water is verdwenen. De wereld is opnieuw een veilige plaats.
God benadrukt bovendien dat alles maar dan ook alles weer wordt vernieuwd.
Hij die op de troon zat zei: ‘Alles maak Ik nieuw!’ (Openbaring 21:5a)
Ik zei al dat de kosmos een cadeau was voor Christus. Dat geldt voor de nieuwe aarde ook. Johannes wordt namelijk meegenomen naar een hoge berg (die zijn er dus ook op de nieuwe aarde). Daar mag hij de bruid zien van het Lam – van Jezus dus. Wie is die bruid? Een nieuw Jeruzalem waar alle mensen zullen wonen die hun leven hebben toevertrouwd aan Hem.
Het is een vierkante stad, 2220 kilometer breed bij 2220 kilometer lang, een stad met gouden straten, versierd met de mooiste edelmetalen. Een plaats met poorten bovendien. Dat betekent dat we de stad in en uit kunnen. Het zal onze woonplaats zijn, zoals de hof van Eden ooit de woonplaats van Adam en Eva was, maar we zijn niet opgesloten. Er zal veel te ontdekken zijn op de nieuwe aarde.
Eén ding staat vast. Er bevindt zich geen tempel in de stad. En ook geen kerk trouwens. God zelf zal namelijk in ons midden zijn. Hij geeft zelf zoveel licht dat we de zon en de maan niet meer nodig hebben.
Deze nieuwe aarde (en nieuwe hemel) is mogelijk gemaakt door wat Jezus aan het kruis deed.
Wil je Jezus leren zien op meer plekken in het Oude Testament? Kom dan naar het Bijbel in 1 Dag-seminar.
Heel verhelderend, dank je wel !
Ik heb trouwens geleerd dat, als er in de Bijbel gesproken wordt over ‘De Engel van de Heer’ dat dat geen gewone engel was maar Jezus zelf.
Fijn, Anieta! En klopt inderdaad. Dat is 1 van de dingen die bij mijn seminar en bij mijn nieuwe boek terugkomt.