fbpx Clicky

Jezus in het Oude Testament: Een profeet als Mozes

Deze blogpost is gebaseerd op een hoofdstuk uit het boek ‘Jezus in het Oude Testament’ dat ik momenteel aan het schrijven ben. Ben je geïnteresseerd in mijn boeken? Download dan gratis het boek ‘De Bijbel in 1 Dag’.

Wil je met mij een reis maken door de hele Bijbel? Overweeg dan mee te doen met het ‘Bijbel in 2 jaar’-programma.

Mozes moet zo’n 120 jaar zijn geweest toen hij plaatsnam op de berg. Hij mocht dan een oude man zijn, het heilige vuur brandde nog in hem. Zijn gezichtsvermogen was nog uitstekend en hij was sterk, zeker voor een man van zijn leeftijd (Deuteronomium 34:7).

Toch zou deze bergrede zijn afscheidstoespraak worden. Veertig jaar nadat God Israël uit Egypte had geleid, waren het volk opnieuw aangekomen bij de grens van het land dat ooit aan Abraham was beloofd.

Kanaän.

Al die jaren geleden waren ze zo bang geweest. Ze vertrouwden niet op God en vertrokken met de staart tussen de benen. Van die generatie was bijna niemand meer in leven. Alleen Caleb en Jozua en hun gezinnen leefden nog.

En Mozes uiteraard. Maar hij had Gods eer aangetast door net te doen alsof hij het dorstige volk te drinken gaf door met zijn staf hard op een rots te slaan. Vanwege die fout mocht hij zijn volk niet over de rivier de Jordaan leiden.

Vlak voor de verovering van het land moedigde hij de Israëlieten aan en waarschuwde hij hen. Het kwam erop neer dat als ze zich aan Gods voorschriften hielden het goed met hen zou gaan. Deden ze dat niet, dan wachtte hen uiteindelijk dood, verderf en ballingschap.

Mozes keek in de toekomst. Hij was een profeet. Meer dan dat. Hij was een vriend van God en God had hem verteld dat het volk vele generaties later (zo’n 800 jaar) zou worden afgevoerd omdat ze bij herhaling God afwezen en afgoden dienden.

Wie het Oude Testament leest, ziet een tragisch patroon ontstaan bij het volk Israël. Telkens als er een koning is die God liefheeft en het volk stimuleert zich aan Zijn Wet te houden, gaat het goed. Deze koningen zijn als het ware mini-versies van Mozes. Ze breken de afgodsbeelden af en doen wat goed is in de ogen van de Heer.

Maar het merendeel van de koningen liet zich verleiden te doen wat goed was in hun eigen ogen. Ze dienden de afgoden.

Mozes wist dat dit zou gaan gebeuren. Hij was een echte bidder. Meer dan eens sprong hij in de bres voor Zijn volk. Voor Zijn afscheidsrede, moet God hebben verteld aan Mozes wat hij moest zeggen. God zal hem hebben verteld van de voorspoed en van de rampspoed.

Zou Mozes aan God hebben gevraagd of er hoop was voor zijn volk? Het zou me niet verbazen. God had een bemoedigend antwoord voor hem en Mozes gaf dit door aan het volk:

‘Een Profeet uit uw midden, uit uw broeders, zoals ik, zal de HEERE, uw God, voor u doen opstaan; naar Hem moet u luisteren, overeenkomstig alles wat u van de HEERE, uw God, bij de Horeb gevraagd hebt, op de dag dat u daar bijeenkwam, toen u zei: Ik wil de stem van de HEERE, mijn God, niet langer horen en dit grote vuur wil ik niet meer zien, anders zal ik sterven.
Toen zei de HEERE tegen mij: Het is goed wat zij gesproken hebben.
Ik zal een Profeet voor hen doen opstaan uit het midden van hun broeders, zoals u. Ik zal Mijn woorden in Zijn mond geven, en alles wat Ik Hem gebied, zal Hij tot hen spreken.’ (Deuteronomium 18:15-18, HSV)

De Nederlandse Bijbelvertaling (NBV) spreekt over ‘profeten’, maar de meeste andere bijbelvertalingen over één profeet. Ofwel: één Man als Mozes. Dit is een duidelijke verwijzing naar Jezus. Hij zou een baken van hoop worden voor niet alleen het volk Israël, maar voor de hele wereld.

Mozes in het Matteüs-evangelie

Iemand die de parallel tussen Jezus en Mozes duidelijk zag, was Matteüs. Toch zegt Matteüs nergens expliciet: ‘Jezus is de profeet uit Deuteronomium 18’. Hij heeft zijn hele boek (dat wij het Matteüs-evangelie noemen) zo opgebouwd dat de Joodse lezers voor wie hij schreef zouden herkennen dat Jezus een nieuwe Mozes was. Meer nog: hij was de Profeet die zou komen ná Mozes.

Matteüs begint Zijn Bijbelboek met de stamboom van Jezus en verbindt hem aan David, uit wiens nageslacht de Messias zou komen. Vervolgens beschrijft hij de geboorte van Jezus uit de maagd Maria. Jesaja had al voorspeld dat de Messiaanse koning uit een maagd geboren zou worden. Matteüs wekt dus gelijk de interesse van zijn lezers die het Oude Testament goed kennen.

En dan vertelt Matteüs hoe Maria en Jozef met de kleine Jezus vluchtten naar Egypte. Ze ontkwamen zo aan de wrede koning Herodes, die in een poging om de nieuwgeboren koning om te laten brengen, alle pasgeboren jongetjes onder de twee jaar laat vermoorden.

Bethlehem was voor onze begrippen een kleine stad. Er zullen zo’n twintig à dertig jongetjes in die leeftijd geweest zijn die het leven lieten. Deze verschrikkelijke tragedie hadden de Joden al eens eerder meegemaakt, op een veel grotere schaal.

Ten tijde van de geboorte van Mozes was de farao bang dat zijn slavenvolk (Israël) te groot zou worden. Hij stelde een regel in dat alle jongetjes bij hun geboorte ogenblikkelijk moesten worden gedood.

Er was er maar één die ontsnapte: Mozes. Zijn moeder redde hem door hem in een rieten mand op een rivier te laten meevoeren, zodat hij uiteindelijk gered zou worden door een Egyptische prinses die een eindje verderop stond. Zo kreeg het slavenkind Mozes een koninklijke status.

Een kleine 1400 jaar later ontsnapte Jezus aan een zekere dood. Net als Mozes had hij in het stro gelegen, alleen niet in een mandje, maar in een kribbe (een voederbak). Zijn ouders namen hem juist mee naar Egypte en ze keerden pas terug nadat Herodes was gestorven.

De Joden in de eerste eeuw die het Matteüs-evangelie lazen, moeten ogenblikkelijk de echo hebben gehoord uit Exodus. Mozes ontsnapte aan de dood tijdens een kindermoord en Jezus overkwam hetzelfde.

Het einde en het begin van een tijdperk

Matteüs 2 eindigt met de terugkeer van Maria, Jozef en Jezus in Israël. In het volgende hoofdstuk introduceert hij Johannes de Doper. We mogen niet vergeten dat er tot aan het optreden van deze Johannes geen profeten meer waren gezonden door God.

De laatste was Maleachi geweest. Die leefde zo’n 450 jaar voor Christus. Daarna was het vierhonderd jaar stil. In die periode namen de Romeinen Jeruzalem in (ongeveer 63 voor Christus). Judea moest belasting betalen aan de Romeinen en werd uiteindelijk geannexeerd in het jaar 6 na Christus.

De andere provincie met een grotendeels Joodse bevolking, Galilea, bleef onafhankelijk, maar was wel een vazalstaat. Zij legden verantwoording af aan Rome en moesten eveneens belasting betalen.

En dan verschijnt Johannes de Doper. We weten niet precies in welk jaar dat was, maar het moet ongeveer in de jaren 20 van de eerste eeuw geweest zijn. Hij knipte zijn haren niet, at honing en sprinkhanen en leefde grotendeels in de woestijn.

Belangrijker was dat hij de mensen opriep tot inkeer. Ze moesten hun zonden belijden en zich laten dopen in de rivier.

Het is niet gek dat veel van zijn tijdgenoten vroegen of hij soms de Profeet was die was aangekondigd door Mozes. Johannes was echter resoluut. Hij was het niet. Pas ná hem zou deze Profeet komen.

Hoewel we het verhaal van Johannes de Doper vinden in het Nieuwe Testament is hij in feite de laatste Oud-Testamentische profeet. Matteüs laat dit zien door te zeggen dat Jezus Zijn bediening pas begon ná Johannes’ gevangenschap.

Het werk van de boodschapper – iemand die vooruitwijst naar de komst van de beloofde Verlosser – zat erop. Uiteindelijk werd Johannes, rond de dertig jaar oud waarschijnlijk, onthoofd in opdracht van Herodus Antipas. Dat is weer de zoon van Herodes de Grote, die de kinderen in Bethlehem liet vermoorden om zo te voorkomen dat Jezus ooit de troon zou bestijgen.

De gevangenschap van Johannes de Doper was dus het einde van een tijdperk. Er zouden geen profeten als Mozes, Samuel, Daniël en Elia verschijnen.

De Profeet die was aangekondigd, was gekomen. Een Profeet als Mozes. Meer nog. Mozes was een vriend van God, maar deze Profeet was de Zoon van God.

De wet en de bergrede

In het leven van Mozes spelen bergen een belangrijke rol. Hij ontmoette God in de bergen. Dat is immers waar de brandende braamstruik zich bevond.

Nadat hij met het volk de Rietzee was overgestoken, keerde Mozes terug bij deze berg. Dit is waar hij opnieuw enkele ontmoetingen had met God. Hij kreeg er de tien geboden en de rest van de Wet aangereikt.

En als het volk de mist in ging, bijvoorbeeld toen ze een gouden kalf als afgodsbeeld maakten, ging hij de berg op om namens het volk vergeving te vragen.

Als Matteüs het begin van Jezus’ bediening beschrijft, trekt hij deze parallellen door.

Toen Hij de mensenmassa zag, ging Hij de berg op. Daar ging Hij zitten met zijn leerlingen om zich heen. Hij nam het woord en onderrichtte hen. (Matteüs 5:1).

Jezus doet hier hetzelfde als Mozes eeuwen eerder. Hij gaat de berg op. Maar waar Mozes zittend plaatsneemt om de Wet te ontvangen, gaat Jezus zitten om de Wet te onderwijzen.

Toch begint Hij niet bij de tien geboden. Jezus geeft geen nieuwe regels, maar vult de oude regels opnieuw in.

 Gelukkig wie nederig van hart zijn…, gelukkig de treurenden…, gelukkig de zachtmoedigen…, gelukkig wie zuiver van hart zijn… etc.

Dit is zoals het werkt in het koninkrijk van de hemel. Gelukkig ben je niet als je veel bezit hebt, maar als je nederig bent. Gelukkig ben je niet als je vreugdevol bent, maar als je verdriet hebt. Jij zult worden getroost.

Wat een hoop spreekt hieruit! Dit zijn zalvende woorden voor gebroken zielen. Want reken maar dat de Israëlieten verlangden naar de dagen van David en Salomo, toen Israël een machtige natie was.

Maar Jezus is er wel beducht voor dat Zijn woorden verkeerd worden geïnterpreteerd. Hij mag dan een soort nieuwe Mozes zijn, Hij is niet gekomen om de wetten en voorschriften die Mozes namens God doorgaf nietig te verklaren:

‘Denk niet dat ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen. Ik ben niet gekomen om ze af te schaffen, maar om ze tot vervulling te brengen.’ (Matteüs 5:17)

Dit. Dit hier. Dat is wat Matteüs ons duidelijk wil maken zonder het expliciet te zeggen. Jezus is de Profeet die na Mozes zou komen. Hij is meer dan Mozes. Hij geeft niet alleen de Wet, maar vervult hem.

Wat betekent dat?

Als wij denken aan een wetboek denken we misschien aan iets wat de overheid ons oplegt. In het wetboek van strafrecht staat dat als je iets steelt, je dan een bepaalde straf krijgt.

Maar in feite is een wetboek een soort overeenkomst die we met elkaar hebben afgesproken: ‘Dit doen we wel, dat doen we niet. Doe jij dit, dan doe ik dat.’

Zo was het met Mozes en de Wet ook. Het volk moest leren hoe ze met God om moesten gaan. Ze hadden tenslotte net vele generaties in Egypte doorgebracht. Ze waren slaven geweest, waren gehersenspoeld en hadden de afgoden gediend van hun Egyptische meesters.

God wilde hun God zijn. Vlak voor Hij hun de tien geboden geeft, noemt Hij Israël zelfs zijn kostbaarste bezit (Exodus 19:5). Hij koos Israël uit om Zijn zegen over de aarde te verspreiden. Maar dit was niet vrijblijvend. Ze moesten wel op de juiste manier met God omgaan.

Daarom onderwees Hij het volk via Mozes in Zijn Wet. Maar regels zijn kil en koud. Je zou zelfs kunnen zeggen: regels zijn harteloos. Ze hebben geen hart. Dat is ook waarom de Bijbel zegt dat de Wet niet in staat is te bevrijden van zonde (Romeinen 7).

De Wet legt de lat namelijk te hoog voor ons. We kunnen hier niet overheen springen. Dus hoe kunnen wij voldoen aan de Wet? Het antwoord is: dat kunnen we niet. Strict genomen, ben je dan reddeloos verloren.

Gelukkig biedt God een Plaatsvervanger aan. Door Zijn dood en opstanding vervulde Jezus de Wet voor ons! We moeten in Hem geloven. I kan dat niet genoeg herhalen. In Hem geloven betekent dat we erop moeten vertrouwen dat Hij aanvult waar wij tekortkomen, dat Hij voor ons de Wet heeft vervuld.

Andere overeenkomsten tussen Mozes en Jezus

In de vier Evangelieën vinden we nog meer bijzondere overeenkomsten tussen Mozes en Jezus. Sommige zijn interessant, maar klein. Andere hebben verstrekkende gevolgen.

Laten we beginnen met een paar kleine parallellen tussen Mozes en Jezus. We noemden al dat ze beiden ontsnapten aan een moordaanslag op jonge leeftijd. Hier zijn er nog een paar:

Zowel Mozes als Jezus brachten een deel van hun tijd vastend door.

Mozes verbleef veertig jaar in de woestijn, en toen God hem vroeg terug te keren naar Egypte, twijfelde hij. Jezus bracht veertig dagen door in de woestijn en werd aan het eind op de proef gesteld door de duivel.

Mozes deed wonderen en tekenen, Jezus eveneens.

Beiden bevrijdden hun volk. Mozes fysiek uit Egypte, Jezus geestelijk van de zonde.

Beiden maakten een transfiguratie mee. Mozes gezicht schitterde dagenlang nadat hij God had gezien op de berg. Jezus werd voor de ogen van drie van Zijn discipelen helder als licht toen hij een ontmoeting had met Mozes en Elia op de berg.

Die verschijning van Mozes gebeurde dus na zijn dood. Ook Jezus werd opnieuw door mensen gezien na zijn sterven.

Israël was vierhonderd jaar in Egypte voor Mozes op het toneel kwam. Israël was vierhonderd jaar zonder profeten van God voordat Jezus werd geboren.

Mozes was zowel koninklijk (want geadopteerd door de farao) als slaaf (want een Hebreëer). Jezus was zowel koninklijk (want Gods Zoon) als slaaf (want een Jood onder Romeinse overheersing).

Beiden lieten brood uit de hemel komen. Al gaat Jezus nog een stap verder. Hij noemde zichzelf ‘Brood uit de hemel’.

Mozes is de auteur van de wet, Jezus de auteur van ons geloof (Hebreëen 12:2 – Engelse vertaling).

Mozes bouwde de tabernakel, het draagbare heiligdom waarin God woonde, Jezus is Gods heiligdom.

Mozes stelde het Pesach-offer in, Jezus is het Pesach-offer.

Mozes veranderde water in bloed, Jezus veranderde water in wijn.

Mozes trouwde met Zippora, een niet-Joodse vrouw. Zo werd zij onderdeel van Gods volk en gold Zijn verbond met hen ook voor haar. Jezus trouwt met de Kerk. Dat zijn alle gelovigen, zowel hen met Joodse wortels als niet-Joden. Zijn beloften gelden voor alle leden van de Kerk.

Mozes liet water uit de Rots komen, maar Jezus is het Water uit de Rots, het water dat leven schenkt.

Mozes en Jezus als middelaar

Bovenstaand lijstje is al indrukwekkend, maar ik wil er nog één aspect uitlichten. Het is een ontroerend mooi verhaal.

Herinner je de scène in Exodus 32 waarin Mozes op de berg is met God? God geeft hem de Wet, maar ondertussen blijft Mozes lang weg. De Israëlieten raken in paniek en dwingen Mozes’ broer een afgod te maken in de vorm van een gouden kalf. Dit is waarschijnlijk een afbeelding geweest van de Egyptische godin ‘Hathor’, een vrouwelijke figuur met kenmerken van een koe / stier. Ze is de godin van de hemel, van vrouwen en van vruchtbaarheid.

Ter ere van haar organiseerden de Israëlieten een feest. Die arme Aäron probeerde er nog een feest van te maken voor Jahweh, de God van Israël. Maar zijn plan mislukte. Wat volgde, was een losbandig feest waarbij zo’n beetje alle tien de geboden van God werden overtreden.

Mozes krijgt er niets van mee, zo hoog op de berg. God ziet het wel. En Hij is razend. Hij dreigt het volk uit te roeien en alleen met Mozes verder te gaan. (Overigens was ook Jozua – Mozes’ latere opvolger – op de berg.)

Mozes schrikt. Hij weet dat God het volste recht heeft om het zondige volk van de aardbodem te vagen. Hij kan alleen een beroep doen op Gods grote naam:

Mozes probeerde de HEER, zijn God, milder te stemmen: ‘Wilt U dan Uw toorn laten woeden tegen Uw eigen volk, HEER, dat U met sterke hand en grote macht uit Egypte hebt bevrijd? Wilt U dat de Egyptenaren zeggen: “Hij heeft hen bevrijd om hen in het ongeluk te storten, om hen in het bergland te doden en van de aarde weg te vagen”? Wees niet langer toornig en zie ervan af onheil over uw volk te brengen!

Denk toch aan uw dienaren Abraham, Isaak en Israël, aan wie u onder ede deze belofte hebt gedaan: “Ik zal jullie zo veel nakomelingen geven als er sterren aan de hemel zijn, en het hele gebied waarvan ik gesproken heb zal ik hun voor altijd in bezit geven.”’ Toen zag de HEER ervan af zijn volk te treffen met het onheil waarmee hij gedreigd had. (Exodus 32:11-14)

En God bedenkt zich. Hij luistert naar Mozes. Mozes weet dat het volk op het nippertje is ontsnapt aan Gods toorn en daalt af. Op dat moment is het feest nog in volle gang.

Hij is woedend. Hij smijt de stenen platen – door God beschreven met de tien geboden! – kapot aan de voet van het stierenbeeld. Dat beeld eindigt in het vuur en hij laat de Israëlieten water drinken dat is vervuild met de as van het afgodsbeeld. Aäron krijgt er verbaal flink van langs. Hij probeert de schuld op het volk af te schuiven, alsof hij alleen maar slachtoffer is.

Niet iedereen stopt met ‘feesten’ en Mozes geeft zijn stamgenoten, de Levieten, de opdracht om door het kamp te trekken en mensen om te brengen. Dit waren waarschijnlijk geen willekeurige mensen die ze toevallig tegenkwamen, maar alleen de mensen die buiten hun tenten doorgingen met zondigen.

Nu Mozes met eigen ogen heeft gezien hoe diep het volk is gezonken, en hoe ze God hebben beledigd en in de steek hebben gelaten, weet hij dat hij opnieuw God onder ogen moet komen om vergeving te vragen. Hij lijkt zelfs niet helemaal zeker van de afloop:

De volgende morgen zei Mozes tegen het volk: ‘U hebt zwaar gezondigd. Toch zal ik de berg op gaan; misschien kan ik de HEER ertoe bewegen u uw zonden niet aan te rekenen.’ Hierop keerde hij terug naar de HEER.

 ‘Ach HEER,’ zei hij, ‘dit volk heeft zwaar gezondigd: ze hebben een god van goud gemaakt. Schenk hun vergeving voor die zonde. Wilt U dat niet, schrap mij dan maar uit het boek dat u geschreven hebt.’ (Exodus 32:30-32)

‘Wilt u dat niet, schrap mij dan maar uit het boek van het leven…’ Heb je ooit zo’n ontroerend gebed gehoord?

Mozes is als de advocaat in een rechtbank die weet dat zijn cliënten schuldig zijn en de doodstraf verdienen. Hij schreeuwt het uit. ‘Wees genadig! Ja, ze zijn schuldig, maar vergeef hen! En als U dat niet wilt doen, geeft U mij dan de ultieme straf!’

Mozes wil doen wat hij niet kan. Hij is bereid zijn plek naast God op te geven om het volk te redden. Doet hij dit uit liefde voor de Israëlieten? Ja, absoluut.

Maar meer nog doet hij dit uit ontzag voor God. Voor Zijn eer wil hij het volk redden. Anders zullen de andere volken Gods naam door het slijk halen. Uit liefde voor God en uit liefde voor de mensen biedt Mozes zichzelf aan als plaatsvervangend offer.

God voert inderdaad Zijn plan niet uit. Hij besluit verder te gaan met de Israëlieten en begint niet opnieuw met Mozes. Tegelijk accepteert Hij Mozes’ aanbod niet. Mozes’ naam blijft gewoon in het Boek van het Leven staan. (God weet al wie Hem trouw zullen blijven door in Jezus te geloven. Hun namen staan in het Boek van het Leven.)

Waarom kan Mozes zich niet opofferen voor het volk en in hun plaats sterven? Omdat hij geen offer zonder gebrek is. We hebben het al eerder gezien in dit boek. Alleen een mens zonder zonde – een volmaakt offer – is acceptabel voor God als offer.

Mozes was een fantastische bemiddelaar tussen Israël en God. Net als Adam en Abraham, had hij een bijzonder intieme band met de Schepper van hemel en aarde. Een relatie misschien wel om jaloers op te zijn. Maar het was niet genoeg om zichzelf als offer aan God aan te bieden.

Aan het einde van zijn leven was Mozes zich hier meer dan bewust van. Daarom zei hij zo nadrukkelijk in zijn laatste toespraak dat er dus nog een Profeet moest komen.

Ik zal een Profeet voor hen doen opstaan uit het midden van hun broeders, zoals u. Ik zal Mijn woorden in Zijn mond geven, en alles wat Ik Hem gebied, zal Hij tot hen spreken.

Deze Profeet was Jezus. Hij sloeg de brug tussen God en mens die zelfs Mozes niet kon slaan. Hij bracht het offer dat Mozes niet kon brengen. En waar Mozes’ werk als middelaar stopte na zijn dood, gaat dat van Jezus door.

Wat moeten wij hier verder over zeggen? Als God voor ons is, wie kan dan tegen ons zijn? Zal Hij, die Zijn eigen Zoon niet heeft gespaard, maar hem omwille van ons allen heeft prijsgegeven, ons met hem niet alles schenken? Wie zal Gods uitverkorenen aanklagen? God zelf spreekt hen vrij. Wie zal hen veroordelen? Christus Jezus, die gestorven is, meer nog, die is opgewekt en aan de rechterhand van God zit, pleit voor ons. (Romeinen 8:31-34)

Hoor de vreugde van Paulus als hij in zijn brief aan de Romeinen benadrukt dat wij een advocaat in de hemel hebben die dag en nacht voor ons pleit.
Zie hoe geweldig groot onze God is dat Hij in de persoon van Zijn Zoon een eeuwige Middelaar voor ons heeft aangesteld.
Proef Zijn onmetelijke liefde.
Voel Gods warmte voor jou.
Ruik de liefelijke geur van Christus.
Hij verruilde Zijn koninklijke kroon voor een doornenkroon zodat Hij waardig was om jouw zaak te bepleiten in de hemel.

Misschien is Mozes wel jaloers op ons, omdat wij leven in het tijdperk na Jezus. Net als de andere mensen in de periode van het Oude Testament kon hij alleen maar vooruitkijken naar de Profeet die was aangekondigd, een Profeet die groter was dan hij.

Hij keek vooruit op Zijn komst, maar wij kijken erop terug. Het geloof dat nodig is, is echter dezelfde.

Door zijn geloof weigerde Mozes, toen hij volwassen werd, aangesproken te worden als zoon van een dochter van de farao. Liever werd hij even slecht behandeld als het volk van God dan dat hij vluchtig voordeel had bij de zonde; omdat hij uitzag naar de beloning waardeerde hij de smaad van Christus hoger dan de schatten van Egypte. (Hebreëen 11:24-26)

Ook al kende hij Jezus niet, toch geloofde Mozes in Hem, omdat God Zijn komst had beloofd. Hij legde de Egyptische, koninklijke gewaden af om zijn volk, de Israëlieten, uit naam van God te redden.

Deze blogpost is gebaseerd op een hoofdstuk uit het boek ‘Jezus in het Oude Testament’ dat ik momenteel aan het schrijven ben. Ben je geïnteresseerd in mijn boeken? Download dan gratis het boek ‘De Bijbel in 1 Dag’.

Wil je met mij een reis maken door de hele Bijbel? Overweeg dan mee te doen met het ‘Bijbel in 2 jaar’-programma.

1 Comment

  1. Anieta van Beugen schreef:

    Geen woorden voor, zo mooi uitgelegd !
    Dank je wel.

Laat een antwoord achter aan Anieta van Beugen Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *