Deze gids neemt je mee van Genesis tot Openbaring in minder dan 5 uur
Geen spam! Als je dit boek downloadt, krijg je af en toe een email met speciaal voor jou geselecteerde content uit of over mijn boeken.
Mozes was de tachtig gepasseerd en had onder leiding van God het volk uit Israël geleid. Ze hadden al veel meegemaakt sindsdien. Nu wachtte het gevecht met Amalek. Mozes en zijn vertrouwelingen keken vanaf een berg toe.
Zo lang Mozes zijn armen gestrekt kon houden, won Israël. Liet hij ze zakken, dan was Amalek aan de winnende hand. Mozes’ broer Aaron en Chur ondersteunden hem totdat de vijand was verslagen.
Jozua, die Mozes’ opvolger zou worden, en het Israëlische leger versloegen de Amalekieten. Daarna sprak God tot Mozes:
‘Leg deze overwinning in een oorkonde vast, zodat niemand die ooit zal vergeten, en overtuig Jozua ervan dat ik zal zorgen dat niets op aarde nog aan het volk Amalek herinnert.’ (Exodus 17:14)
Dit was de eerste keer dat God aan een mens vroeg op te schrijven wat Hij had gedaan. Dit was ruim 1400 jaar voor Christus, en minimaal 2600 jaar na Adam en Eva. Uiteindelijk schreef Mozes voor zijn dood (zelf of gedicteerd aan een redacteur) de eerste vijf boeken van de Bijbel: Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deutenoronium.
Mozes was er niet bij toen God de hemel en aarde schiep en evenmin toen Adam en Eva in de hof van Eden woonden. Ook maakte hij de zondvloed, Abraham, Isaäc, Jacob en Jozef niet mee. Hoe wist hij dan wat er was gebeurd in de tijd voor hem?
Het antwoord: God heeft het hem verteld. Exodus 24 beschrijft hoe Mozes 40 dagen en nachten met God doorbracht op de berg en dat God met hem sprak. Mozes schreef dit op en deelde het later met volk dat beneden aan de voet van de berg zat.
(Overigens heeft Mozes wel hulp gehad. In het laatste deel van het vijfde boek (Deutenoronium) wordt immers Mozes’ sterven beschreven.)
En de overige boeken van het Oude Testament?
Was het God? Of waren het mensen? De Bijbel zelf geeft het antwoord. In 2 Timoteüs 3:16-17 staat dat elk schriftwoord door God is geïnspireerd (NBV-vertaling).
De oorspronkelijke tekst is eigenlijk veel krachtiger. De Naardense Bijbelvertaling zegt bijvoorbeeld ‘Alle schriftwoord is van God doorademd’.
Dit betekent dat God de Bijbel heeft ‘uitgeademd’. Het komt uit Zijn binnenste, als ware het door middel van ademzuchten.
Iedere letter in het Oude Testament (en ook in het Nieuwe, daar komen we straks op) is dus afkomstig van God. MAAR… Hij heeft er wel voor gekozen mensen te gebruiken. Hun persoonlijkheid, hun taal en hun ervaringen klinken door in de tekst.
Neem alleen al het boek ‘Psalmen’. Daarin schreeuwt de mens het soms uit tot God. God zou niet zo snel zichzelf op de dezelfde manier uitdrukken. Toch vindt Hij het belangrijk dat wij deze gebeden lezen, omdat we er iets van kunnen leren.
Er staan trouwens ook dingen in de Bijbel waar God het niet mee eens is. Wist je dat?
In het boek ‘Job’ bijvoorbeeld is de hoofdpersoon alles kwijtgeraakt en zijn niet zo behulpzame vrienden zeggen tegen hem dat hij wel moet hebben gezondigd.
God wijst hen later terecht voor hun onterechte woorden. Hij was het dus oneens met wat ze zeiden.
Eigenlijk lezen we in de Bijbel voortdurend over mensen die in de fout gaan en niet Gods wil doen. (Gelukkig laat God ook telkens de weg terug naar Hem zien.)
Waarom is dit dan toch Gods Woord? Omdat God ons een spiegel voorhoudt. God geeft ons de Bijbel om Hem maar ook onszelf te leren kennen.
Het Oude Testament is absoluut het Woord van God. Maar liefst 3808 keer staat er iets in de trant van: ‘God zei…’
Toch zijn er mensen die het Oude Testament en ook het Nieuwe Testament niet kunnen geloven omdat de Bijbel door mensen is geschreven.
Deze mensen hebben wel een probleem. Want de krant, talloze boeken, tweets en facebook-berichten zijn eveneens door mensen geschreven! En van elke film wordt eerst een geschreven script gemaakt.
Wie zijn eigenlijk de menselijke auteurs?
Dit zijn de boeken van het Oude Testament met de namen van de auteurs die door God zijn gebruikt om de woorden op te schrijven:
Een lang proces
De totstandkoming van het Oude Testament is een proces van eeuwen geweest. Mozes schreef zijn boeken in de 15e eeuw voor Christus. Maleachi is ruim duizend jaar later op papier gezet. Al die tijd werden de geschriften met de hand gekopieerd.
De Bijbel beschrijft dat Gods volk soms de boeken van de voorvaderen weer was vergeten. In die tijd kon natuurlijk niet iedereen lezen en schrijven en omdat boekrollen met de hand werden geschreven, waren ze duur.
Als Ezra terugkeert in Jeruzalem nadat het volk in ballingschap is geweest, laat hij de ‘Wet’ voorlezen. Met de Wet worden de boeken van het Oude Testament bedoeld en dan vooral die van Mozes.
Op verschillende momenten in de geschiedenis hebben de Joden opnieuw gekeken naar de boeken uit Oude Testament en telkens kwamen ze tot de conclusie dat ze de juiste boeken hadden uitgekozen.
En het Nieuwe Testament?
Over de samenstelling van het Nieuwe Testament is altijd veel discussie geweest. Toch zijn ook deze bijbelboeken ‘doorademd’ van God. Zo schrijft Petrus over zijn collega-apostel Paulus:
‘(…) Dat heeft ook onze geliefde broeder Paulus u geschreven met de wijsheid die hem is geschonken. Hij schrijft dit overigens in alle brieven waarin hij dit onderwerp ter sprake brengt. Daarin staat een en ander dat moeilijk te begrijpen is en dat door onwetende en onstandvastige mensen, tot hun eigen ondergang, wordt verdraaid; dat doen ze trouwens ook met de overige geschriften.’ (2 Petrus 3:15-16)
Hieruit kun je twee bemoedigingen halen: ten eerste, dat de boeken uit het Nieuwe Testament zoals bijvoorbeeld de brieven van Paulus dezelfde status hebben als de boeken uit het Oude Testament.
Het tweede is dat zelfs Petrus Paulus wat moeilijk te begrijpen vindt! Hij zegt met niet zoveel woorden: ‘Paulus mag het dan wat ingewikkeld uitleggen, het klopt wel wat hij zegt, want hij heeft wijsheid ontvangen van God om dit aan ons door te geven’.
Criteria
Toch zijn niet alle evangelieën en alle brieven uit de eerste eeuwen na Christus die bewaard zijn gebleven in de Bijbel terechtgekomen. Waarom niet?
De samenstelling van de Bijbel was ook een proces van eeuwen. Toch waren de oude kerkvaders (de eerste kerkleiders na de apostelen) het er eigenlijk wel min of meer over eens welke boeken thuis hoorden in wat wij nu de Bijbel noemen.
Ze hadden drie criteria:
Dit zijn de door God geïnspireerde, menselijke auteurs van het Nieuwe Testament:
Is de Bijbel wel goed overgedragen?
Zelfs als God de oorspronkelijke tekst van de Bijbel aan de mens heeft gegeven, blijft de vraag natuurlijk of de Bijbel wel goed is overgedragen. Er is bijvoorbeeld geen origineel manuscript van de boeken van Mozes bewaard gebleven.
De reden is simpel: de Israëlieten en hun voorouders waren veehouders. Ze trokken rond in de woestijn en hadden geen beschikking over papier. Ze schreven daarom op steen (maar het was zeer tijdrovend om teksten te beitelen of te krassen in stenen en je gaat zeker geen hele boeken op stenen schrijven) en op dierenhuiden.
Die dierenhuiden gaan echter niet lang mee. Daarom moesten de woorden van God constant worden overgeschreven. Dit gebeurde ook lange tijd.
Dat de mensen hier uiterst secuur in waren, blijkt wel uit de de vele kopieën en vertalingen die we hebben. De meer recente manuscripten verschillen niet of nauwelijks van de oudere exemplaren.
In 1947 vonden Bedoeïen vlak bij de Dode Zee een grot met boekrollen. Deze zogeheten ‘Dode Zee-rollen’ zijn geschreven tussen 250 voor Christus en 50 na Christus.
Het zijn de oudste kopieën van grote delen van het Oude Testament die we hebben en ze zijn nagenoeg identiek aan de moderne vertalingen die wij nu hebben.
Waarom komen ze niet 100% overeen? Nou, het kopiëren blijft toch mensenwerk. Af en toe is er een spelfout gemaakt, staat er een woord teveel of te weinig, of is een bepaald vers per ongeluk twee keer opgeschreven.
Dit geldt voor alle geschriften die met de hand zijn gekopieerd. Maar juist omdat er zoveel manuscripten bewaard zijn gebleven en omdat er zoveel vertalingen zijn, kunnen we toch precies nagaan wat de oorspronkelijke tekst is geweest.
De talen van de Bijbel
Wie de geschiedenis een beetje kent, weet natuurlijk dat mensen vroeger andere talen spraken dan wij nu.
De Israëlieten uit Mozes’ tijd spraken bijvoorbeeld lange tijd Hebreeuws. Nadat ze in ballingschap gingen, vermengde hun taal zich met het Aramees. (Dat is de taal die Jezus waarschijnlijk sprak.)
Het Oude Testament is bijna volledig geschreven in het Hebreeuws, al zijn er korte gedeelten die in het Aramees op papier zijn gezet. Het Nieuwe Testament is echter geschreven in het Grieks. De talen van de Bijbel zijn dus Hebreeuws, Aramees en Grieks.
In de tijd van Jezus werd het Oude Testament echter vooral in het Grieks gelezen, want heel veel mensen kenden geen Hebreeuws.
De eerste christenen gebruikten dan ook deze vertaling van het Oude Testament en natuurlijk de boeken van het Nieuwe Testament die al in het Grieks waren geschreven.
Maar aan het eind van de vierde eeuw van Christus werd er nog nauwelijks Grieks gesproken in het gebied rondom de Middellandse Zee. Daarom maakte een zekere Jerome een Latijnse vertaling. Het interessante is dat hij keek naar de originele Hebreeuwse tekst.
Dat zien we in de eeuwen die volgen telkens terugkomen. Als er nieuwe, grote vertaalprojecten worden opgezet, keren de christenen steeds terug naar de originele tekst. Ze maken dus geen vertaling van een vertaling.
De Rotterdammer Erasmus (rond 1500 na Christus) deed dit ook. Hij maakte een Griekse vertaling én een nieuwe Latijnse vertaling van de oorspronkelijke tekst.
Latijns was inmiddels de taal van de kerk gevonden. Gewone mensen spraken dit niet en konden de Bijbel dus niet lezen.
Dankzij Erasmus én de uitvinding van de drukpers konden geschoolde mensen de Bijbel nu in het Grieks lezen. Maarten Luther maakte voor zijn Duitse vertaling mede gebruik van Erasmus’ werk.
John Wycliff zorgde voor een vertaling vanuit het Latijn naar het Engels. Hij stierf een natuurlijke dood, maar William Tyndall (die een Engelse vertaling vanuit het Latijn maakte) eindigde op de brandstapel.
De kerk wilde destijds niet dat het gewone volk de Bijbel zelf kon lezen. Dat vonden de geestelijken – die erg veel macht hadden – niet verantwoord.
In het Nederlands waren inmiddels ook al enkele vertalingen beschikbaar gekomen aan het einde van de Middeleeuwen, maar de eerste vertaling vanuit de brontekst was de Statenvertaling.
Deze verscheen in 1637. De vertaling is erg letterlijk, wat goed is voor Bijbelstudie. Veel mensen lezen daarom het liefst deze oude vertaling. (In 2010 werd een moderne versie van de Statenvertaling gelanceerd, de Herziene Bijbelvertaling.)
Sindsdien zijn nog andere bijbelvertalingen in het Nederlands verschenen. De meeste recente is de herziene Nederlandse Bijbelvertaling, de NBV 21.
Een prachtig geschenk
In het begin sprak God en de hemel en aarde ontstonden door Zijn Woord. Duizenden jaren later droeg Hij Mozes en na hem anderen op om Zijn verhaal op te schrijven.
Zijn Woord is altijd bewaard gebleven en nauwkeurig gekopieerd. Het is in duizenden talen vertaald en toegankelijk gemaakt voor anderen.
Bijna iedereen (maar nog niet iedereen!) op deze wereld kan de Bijbel in zijn of haar eigen taal lezen en zo zichzelf en God leren kennen.
Wat een prachtig geschenk van onze Hemelse vader.
Lees ook: