Deze gids neemt je mee van Genesis tot Openbaring in minder dan 5 uur
Geen spam! Als je dit boek downloadt, krijg je af en toe een email met speciaal voor jou geselecteerde content uit of over mijn boeken.
Charles Darwin (1809 – 1882) klom als 22-jarige christen aan boord van ‘The Beagle’ om er vijf jaar later vanaf te stappen als atheïst en vader van de evolutieleer.
Hij zette de wetenschap op een nieuwe koers en sloeg een nagel ferm in de doodskist waarin God begraven moest worden. Alleen dogmatische dwazen die God als kruk nodig hebben, geloven nog in het scheppingsverhaal van de Bijbel.
Zo ongeveer is het verhaal dat atheïsten elkaar vertellen.
Een spannende zoektocht
Om mijn geloof een boost te geven, verdiep ik me af en toe in de redenen om te geloven. Wat zijn de aanwijzingen dat God echt bestaat? Hebben wij het wel bij het juiste eind? Is de Bijbel wel betrouwbaar?
Deze zoektocht is iedere keer opnieuw spannend. Wat als ik erachter kom dat mijn geloof geen fundament heeft? Of als de wetenschap aantoont dat ik ernaast zit en dat God niet kan bestaan?
Ik verdiepte me onlangs in Darwin en zijn ideeën en ontdekte dat mijn beeld van hem niet klopte. Zo wist ik niet dat hij christen was – en grotendeels bleef – tijdens zijn vijf jaren durende expeditie met de Beagle en haar zeelui.
Hij beleefde vele avonturen in de harde wereld buiten Europa. Zo vocht hij in Uruguay tegen rebellen.
Het meest genoot hij nog van de Braziliaanse jungle, waar hij dagen en weken doorbracht met het bestuderen van de dieren- en plantenwereld. Hij was bijzonder gecharmeerd van spinnen.
De jonge Darwin was geen atheïst in hart en nieren, ontdekte ik. Hij was een ‘christelijke ‘naturalist’. Ofwel: hij geloofde dat God weliswaar de bron van alle bestaan was, maar dat Hij niet persoonlijk regeerde of ingreep. God had natuurwetten ingesteld en die bepaalden het leven.
Een christelijke gentleman
Toch zag Darwin zichzelf als een christen en niet alleen omdat zijn ouders dat ook waren. Hij kreeg het met enige regelmaat aan de stok met zeelui die er een ‘niet zo christelijke levensstijl’ op na hielden. De christelijke, gentleman moraal was voor hem belangrijk. Hij wees hen regelmatig op de Bijbel (zonder veel succes overigens).
Nog erger dan de ruwe zeevaarders, vond hij ‘wilde, onbeschaafde mensen’. In Uruguay voegde hij zich bij een groep gewapende zeelui die vochten tegen rebellen die hun fort hadden ingenomen en flink hadden huisgehouden.
In Argentinië maakte hij mee hoe de lokale gouverneur met zijn soldaten de indianen probeerden uit te roeien. Darwin concludeerde dat het verschil tussen ‘beschaafden’ en ‘wilden’ immens groot was.
God moest dat zo bedoeld hebben, was zijn visie. Maar de ‘onchristelijke’ zeelui waren toch beter dan de lokale bevolking. Het moest dus mogelijk zijn voor mensen om zich te ontwikkelen.
In Zuid-Amerika ging Darwin op fossielenjacht. Hij vond schedels, dijbenen en pantserplaten van uitgestorven zoogdieren, zoals van neushoorns, mastodonten, gordeldieren ter grootte van een koe en gigantische grondluiaards.
Hij nam zelfs een zoogdier mee (ter grootte van een paard!) met een lang gezicht als dat van een miereneter. Uiteraard vroeg hij zich af hoe deze dieren aan hun einde waren gekomen.
Als geoloog was hij ook erg geïnteresseerd in bergformaties. Op een nacht, terwijl hij in de jungle sliep, schudde de grond hevig. Na de aardbeving kwam een tsunami, die de nabijgelegen stad verwoestte. Darwin zag op verschillende plekken hoe de grond nu hoger lag dan eerst. Wellicht slechts een meter hoger, maar toch.
De ontwikkeling van zijn theorie
Plotseling begreep hij het. Geef de natuur genoeg tijd en de gefossilisseerde bomen in zandsteen zouden hoog in het gebergte gevonden kunnen worden. Precies waar Darwin ze was tegengekomen. De aarde moest dus veel ouder zijn dan de meeste mensen altijd hadden aangenomen, was zijn opvatting.
De Beagle deed ook de Galapagos-eilanden aan. Veel mensen denken ten onrechte dat hij daar de verschillen ontdekte tussen de soorten vogels en zo aan zijn evolutie-theorie kwam. Dat is niet zo. Wel observeerde hij dat de verschillende eilanden verschillende soorten papegaaien hadden.
Pas in de jaren na zijn thuiskomst in Londen, ontwikkelde Charles Darwin beetje bij beetje zijn theorie, die wij nu de ‘evolutie-leer’ noemen. Engeland bevond zich in een turbulente periode. Een grote groep mensen zette zich af tegen de macht van de (Anglicaanse) Kerk.
Het verlies van zijn geloof
De samenleving functioneerde destijds heel anders dan tegenwoordig. Verreweg de meeste mensen gingen naar de kerk en hadden een christelijke wereldvisie. Wie daar tegenin ging, kon tegenstand verwachten. Daar had Darwin weinig trek in.
Om die reden duurde het bijna twintig jaar voor Darwin voor het eerst publiekelijk zijn theorie naar buiten bracht. Veel mensen, onder wie wetenschappers en journalisten, vonden zijn ideeën interessant, maar er kwam uit deze hoek ook veel kritiek.
Tegen de tijd dat Darwin zijn bekende boek ‘De oorsprong van soorten’ publiceerde (in 1859), was hij zijn geloof inmiddels helemaal kwijtgeraakt. Zelf zei Darwin hierover:
‘Toen ik aan boord van de Beagle was, was ik vrij orthodox, en ik herinner me dat ik hartelijk werd uitgelachen door verschillende officieren … omdat ik de Bijbel citeerde als een onweerlegbare autoriteit op een bepaald punt van moraliteit … tegen die tijd, dwz 1836 tot 1839, om te zien dat het Oude Testament vanuit zijn duidelijk valse geschiedenis van de wereld, met de toren van Babel, de regenboog als teken, enz., enz., en omdat het de gevoelens aan God toeschrijft van een wraakzuchtige tiran, was niet meer te vertrouwen dan de heilige boeken van de hindoes, of de overtuigingen van welke barbaar dan ook.’
Hij gaat verder met te beschrijven dat de evangelieën van elkaar verschillen in belangrijke details, waardoor de ooggetuigen onbetrouwbaar ogen. Het christendom kon dus geen goddelijke openbaring zijn. Toch zegt hij,
‘Maar ik was zeer onwillig om mijn geloof op te geven (…) Aldus kroop het ongeloof in een zeer langzaam tempo over me heen, maar was het eindelijk compleet. Het tempo was zo laag dat ik geen verdriet voelde, en sindsdien heb ik er geen seconde aan getwijfeld of mijn conclusie juist was. Ik kan inderdaad nauwelijks zien hoe iemand zou moeten wensen dat het christendom waar is; want als dat zo is, schijnt de duidelijke taal van de tekst aan te tonen dat de mannen die niet geloven, en dat geldt ook voor mijn vader, broer en bijna al mijn vrienden, voor eeuwig gestraft zullen worden. En dit is een vervloekte doctrine.’
Darwins geloofscrisis
Het proces mag dan geleidelijk zijn gegaan, twee momenten speelden een belangrijke rol hierbij. De eerste was het fenomeen dat sluipwespen rupsen vingen en bewaarden totdat hun larven ze levend konden opeten. Geen enkel Opperwezen kon zoiets gruwelijks bedenken, meende Darwin. Het andere moment was veel persoonlijker. In 1851 stierf Darwins dochtertje Annie vanwege tyfus. Als Darwin al enig geloof over had, was dat nu definitief weg.
Hoe is Darwin dus zijn geloof kwijtgeraakt?
Ik heb met Darwin te doen. Hij heeft nooit de diepte begrepen van Gods Woord en nooit de bewijzen gezien die er in overvloed zijn (nu nog meer dan toen). Maar bovenal is het verschrikkelijk om een kind te verliezen. Het overkwam Darwin zelfs tweemaal, want later verloor hij ook nog een zoon.
Het is niet gek dat Darwin in een geloofscrisis kwam. Die werd misschien versterkt door zijn onderzoek. Hij zwoer God af en lanceerde een theorie waar veel atheïsten een heilig geloof in hebben. Darwin is hun god geworden.
Het bewijs daarvoor is dat je niet tegen de evolutietheorie mag zijn. Buiten de christelijke media om worden anti-evolutionisten weggezet als dwazen die geloven in een sprookjesboek. Op scholen wordt creationisme niet onderwezen en evenmin wordt gesproken over de talloze gaten in Darwins theorie.
Micro-evolutie en macro-evolutie
Darwin zag dat dezelfde soort vogels op verschillende eilanden een iets andere snavel hadden. Op het ene eiland konden ze beter uit de voeten met een korte snavel en op het andere met een lange snavel.
Natuurlijk deed hij veel meer van dit soort constateringen en ook vandaag de dag vinden wetenschappers voortdurend bewijzen van… micro-evolutie. Micro-evolutie bestaat. Dit wil zeggen dat er geleidelijk kleine veranderingen in soorten kunnen ontstaan.
De mutaties van het coronavirus zijn hier een duidelijk voorbeeld van. Bij het reproduceren van virusdeeltjes gaat soms iets mis. Er komt een foutje in de DNA-code. Meestal loopt het slecht af voor die ‘gehandicapte’ virusjes, maar soms pakt het gunstig uit.
De zogeheten Britse variant van het coronavirus heeft langere stekels en hecht zich daardoor beter aan cellen, waardoor het besmettelijker is dan de eerdere varianten.
Maar het coronavirus blijft een coronavirus. Het wordt geen verkoudsheidsvirus en zeker geen bacterie of ander organisme.
De volgelingen van Darwin gebruiken echter bewijzen voor micro-evolutie om macro-evolutie (de evolutie tussen soorten) aan te duiden.
Als Darwin in een cel had kunnen kijken
Toen Charles Darwin in 1859 zijn boek publiceerde, merkte hij op dat:
‘Indien gedemonstreerd zou kunnen worden dat er een complex orgaan bestond dat onmogelijk door talrijke, opeenvolgende, kleine modificaties gevormd had kunnen zijn, zou mijn theorie absoluut ineenstorten. Maar ik kan een dergelijk geval niet vinden.’
Darwin had niet de mogelijkheid om in een cel te kijken. Er zou een wereld voor hem open zijn gegaan als hij dat wel had kunnen doen. Hij had zijn theorie teruggetrokken.
De cel was voor hem als een dichte doos. Wat voor onderdelen erin zaten, wist hij niet. Hij wist alleen dat het functioneerde. Maar als zou blijken dat er een ingewikkelde machine in zat, die niet tot stand zou zijn gekomen door opeenvolgende kleine veranderingen, dan kon zijn theorie niet waar zijn.
Inmiddels weten we veel meer van hoe cellen zijn opgebouwd en hoe ze functioneren. Het is een knap staaltje nanotechnologie.
Sommige eencellige bacteriën bijvoorbeeld hebben een zweepstaart. Ze zien eruit als een tictac met wat korte stekels op de ‘kop’ en een ‘staart’ aan de achterkant. Deze staart ziet er uit als een zweep, maar roteert op hoge snelheid.
Maak je de cel open, dan zie je dat aan de binnenkant van de cel een geavanceerde motor zit. Het geheel bestaat uit 36 afzonderlijke onderdelen en wordt aangedreven door een stroom van zure waterstofmoleculen.
Evolutie kan dit niet voor elkaar krijgen. Ten eerste moet er extra DNA-code worden geschreven wil een simpele cel steeds ingewikkelder worden. Dat is echter nog nooit waargenomen in de natuur.
Ten tweede heeft DNA proteïne (eiwit nodig). Om eiwit te maken, heb je echter DNA nodig. Dit is het beroemde kip-ei vraagstuk: wat was er eerder?
De evolutietheorie en de geboorte van ‘god’ Darwin
Ook kan evolutie het ontstaan van het leven niet verklaren. Alle experimenten die zijn gedaan om leven te creëren, zijn mislukt.
Er is veel geloof voor nodig om atheïst te zijn. En atheïsten hebben een god die niet van zijn voetstuk mag vallen: Darwin.
Het ontstaan van de evolutietheorie is echter het tragische verhaal van een man die zijn geloof verloor en zocht naar nieuwe verklaringen.
Dit viel samen met een tijd waarin steeds meer mensen ontkerkelijkt raakten. Zij hadden redenen nodig om het bestaan van God te kunnen ontkennen. Darwin gaf een verklaring die aannemelijk genoeg was.
Darwins ideeën gaven het atheïsme een nieuwe impuls en daarom is hij tot ‘god’ verheven.
En zo begaat de mens telkens opnieuw dezelfde zonde als Adam en Eva in de Hof van Eden. Waarom aten ze van de verboden vrucht?
Omdat ze gelijk wilden zijn aan God en zelf wilden bepalen wat goed en kwaad was.
Wauw, mooi antwoord op de lastige strijd: Bijbel of evolutie?
Helder betoog over Darwin en zijn theorie, want meer dan dat is het inderdaad niet. Alleen de laatste zin als antwoord op de laatste vraag vraagt weer om een volgend betoog